zondag 27 oktober 2013


INVENTARISATIE


Gisteren, 26 oktober 2013, kregen de deelnemers aan de opleiding ‘Natuurgids van het IVN’ een praktijkopdracht. Die vond plaats in de Kasteeltuin van Oud Valkenburg.

Op een door de cursusleiding met rood lint afgezet stukje tuin moesten de cursisten in een half uur bekijken wat de kenmerken zijn van die biotoop, welke planten zij vonden en welke sporen van dieren.

Op vier stukjes tuin was rood lint aanwezig:
·                 de stoppelhoek (een plek met boomstronken)
·                 rondom de oude knotwilg
·                 bij de waterpoel
·                 in het hellingbos op de oever van de molentak (bij het onderwater na de molenkolk):



Op het bord van de flap-over stonden na afloop deze bevindingen genoteerd:



“Bosrand
Biotoop:    Schaduwrijke, vochtige,
                  Humusrijke boshelling
                  Bladeren bedekken de bodem (volgens ons zure
                  bodem). Onder de helling stroomt de Geul. *)
Planten:     varen, gele dovenetel, klimop
                  Maagdenpalm, robbertskruid,
                  Bosandoorn, gras.
Struiken:   Gelderse roos, vlier, kornoelje, hazelaar
Bomen:      Es, Veldes (Spaanse aak)
Beestjes:     muggen, mineur motjes
                  vliegjes, spinnen, slakken,
                  dikke hommel
Vogels:      horen fluiten
Bever:        vraatsporen
Bolletjes/knolgewas in de grond
Miniscule zwammetjes.”

*) Dit werd later door de cursusleiding verbeterd met ‘molentak’.
(Ik nam dus niet deel aan dit groepje.)

Een beetje bioloog ziet dat wij veel moeten leren.
De verschillende categorieën lopen lekker door elkaar. Waarom zouden die bolletjes en knolgewassen geen planten zijn?

Maar toch, het begin van een inventarisatie is gemaakt.

Aan de overkant van de molentak waren daadwerkelijk verse beversporen te vinden.


 

 

 

zondag 20 oktober 2013


Molenkolken

Achter de Schaloensmolen is stroomafwaarts een iets breder en dieper gedeelte in de molentak.
Met fantasie is dit een 'molenkolk' of 'molenwiel' te noemen.

Molenkolk:
"Een door de schurende werking van het snel stromend water ontstane waterplas achter de watermolen waarin het water tot rust komt voor het in de bedding verder stroomt."
(uit: van Halder, Piet-Hein: 'Watermolens in Noord-Brabant', Boekdrukdeal-Utrecht 2010.)

Mooie voorbeelden van molenkolken langs de Geul zijn
vanaf de Schaloensmolen stroomopwaarts gezien:

Molen Otten in Wijlre:
(foto: Sandra Beers)

De Bovenste Molen te Mechelen:


Waarvan de houten schoepen van het waterrad recentelijk zijn vernieuwd door het BAT (Bureau Aangepaste Tachnologie).

De Volmolen te Epen:



Bij de Schaloensmolen is nauwelijks sprake van een molenkolk omdat:

  • Na het waterrad zijn bij de Schaloensmolen lange muren aan weerszijden van de molentak aanwezig die de stroom kanaliseren zodat het niet meteen vrij kan kolken;
  • Achter de turbine, die sinds 1924 in de molen aanwezig is, kolkt het water minder hard dan achter een vertikaal schoeprad. Het water wordt bij een vertikaal rad bij wijze van spreken onder het rad doorgeperst. Bij een Francisturbine, zoals het type turbine in de Schaloensmolen heet, loopt het water als volgt (zie de pijlen):
waardoor en een kleinere hoeveelheid water en reeds afgeremd water de molen verlaat.
  • De mooiste molenkolken ontstaan bij hoogteverschil (Bovenste Molen) of daar waar twee stromen haaks op elkaar achter het rad samenvloeien. Dat kan zijn de stroom van uit de maalsluis en de stroom die via de lossluis naar de afvoer (bypass) gaat zoals dat bij de Volmolen (het water links op de foto), of als de stroom van de maalsluis pal achter de molen uitmondt in de rivier (Molen Otten). De maalsluis leidt het water naar het waterrad. Bij de Schaloensmolen lopen de stromen van de maal- en lossluis parallel met elkaar en mondt de molentak veel later uit in de de rivier.

Maar het donkere stukje water achter de Schaloensmolen blijft fascinerend.

vrijdag 11 oktober 2013


De yin en yang boom

(geschreven op Coming Out Day)



 
Daar staat die dan, met overhangende takken,
De yin en yang boom.
De noordhelft getooid in herfstkleuren.
Zuid is donder groen.
Een kastanje, dat kon ik wel zien.
Ziek?
Is de yin en yang boom ziek?
 
Gelukkig was onder noord
Volop leven.
Spring balsemien
Met alle variaties roze
Sprong bij aanraking
Aan de oever van de molentak
Zo strak was het zaad gespannen.
 
Onder de takken
Kletterde water
De afvoer van Genhus
Loosde na een regenbui
Sprankelend water uit de gracht
Terug in de molentak
Het geluid onder de zieke boom.
 
 “Ach” dacht ik toen.
“Het is net als bij mensen
Als yin en yang,
De hetero samenleving,
Ten einde is,
Zijn er roze linten
En speels kletterend water te vinden.
Die de boel ‘over’eind helpen.”
 
 
Bea

 

 

dinsdag 8 oktober 2013

Natuurhistorisch Genootschap in Limburg


Laaglandbeken hebben door hun geringe stroomsnelheid van nature een sterk meanderend verloop. Door de wisselende wateraanvoer vallen de slibrijke binnenbochten in de zomer soms droog. Veel laaglandbeken liggen in vlakke, voor de landbouw meest geschikte, gebieden. De begroeiing met water- en oeverplanten is hierdoor meestal overdadig.*)”

Een mooiere omschrijving van het bovenwater kan ik als molenaar niet geven. Deel A van de Molentak (zie mijn blog van 16 september 2013)

Weelderige begroeiing bij het bovenwater:

kaarsjeskruid
 
watermunt

waterkers

Heuvellandbeken, ook wel bergbeken genoemd, zijn relatief smal (1 tot 5 m) en relatief kort (<5km). Van de Limburgse beken hebben ze het grootste verhang. Ze hebben een hoge stroomsnelheid en als gevolg hiervan is de meandering gering.Heuvellandbeken onderscheiden zich verder van andere beektypen door de aanwezigheid van een vrijwel gesloten bedding van grof grind en grof zand met plaatselijk (meestal onbegroeide) stenen.*)”

het onderwater, 'n Heuvellandbeek
 
Het onderwater dat nadat het in het bovenwater was opgestuwd, snel zijn weg naar de Geul zoekt. Deel C van de molentak De rechtere weg is op de kaart van de Molentak te zien.

Wat zegt het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg over deel B van de molentak, het deel bij de watermolen?

Watermolens, zoals deze in de Geul te Meerssen, vormen vaak niet of nauwelijks passeerbare barrières voor vissen.*)”
 

of dit, dat wij vol trots 'visbak' noemen...
 
Het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg spreekt dan ook over:

watermolenproblematiek**)”

 “Een volledig vrij afstromend beeksysteem zonder migratieknelpunten, met andere woorden een beeksysteem zonder watermolens, is niet reëel.**)”

Jammer dat er watermolens zijn?
Het laatste woord hierover is dus nog niet gezegd.

Bron:
*) Crombags, B.H.J.M.: ‘Vissen in Limburgse beken; de verspreiding en ecologie van vissen in stromende wateren in Limburg’; Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht 2000.

**) Gubbels, R.E.M.B.: ‘Effecten van watermolens op de visfauna in Zuid-Limburgse beken’; in: natuurhistorisch maandblad februari 2011 jaargang 100 | 2 21