maandag 26 mei 2014

Kikkers in Egypte?



In de sloot bij kasteel Genhoes afwaterend op de Molentak, zag ik verleden week tientallen kikkers. Ze kwaakten, de winter was voorbij. Er waren er meer dan zeven. De kasteelgracht kan ik geen boerensloot meer noemen.


Zo te zien, is het de middelste groene kikker. De, volgens Wikipedia, eetbare groene kikker leeft in heel Centraal-Europa van Frankrijk tot in Rusland. Maar als je deze video hebt gezien, lust je geen kikkerbillen meer. 
Een kikker is beschermd.

Vol plezier keek ik hoe ze elkaar met hun blaaszakken imponeerden.


 Als verhalenvertelster ken ik het verhaal van de prinses en de kikker. De kikker veranderde in een prins. In het Russisch sprookje “De kikvorsprinses” de werd kikker een prinses.

 

Tussen het rode  watermunt kan je beide kanten uit.  


 Bij verschillende Noord-Amerikaanse indianenstammen is de kikker het symbool van transformaties zaad, ei, kikkerdril, donderkopjes, kikkers en dus soms man en/of vrouw.

“The frog totem symbolizes the cycles of life, in particular the rebirth stage. Its own journey through life, from tadpole to the adult state, reminds us of the many cycles of transformation and rebirth in our lives.
The symbolism of the frog as animal associated with birth and rebirth can be traced in Ancient Egypt, Ancient Rome and other cultures from antiquity. The frog was a popular symbol for fertility, as well as rebirth or resurrection. For example, in the Ancient Egypt mythology, the frog was associated with resurrection; the Roman Venus, goddess of Love, was often depicted with a frog.”



De cyclus van het leven begint onderaan zoals deze Egyptische afbeelding laat zien, bij de koele meren van de dood.

Twee copulerende kikkers

Als watermolenaar ben ik gek op een cyclus. Het symbool van het donkere diepe water is bij de Indianen terug te vinden. Mensen van de ‘kikkerclan’ hebben grote diepgang. In het sprookje van de prinses en de kikker dook de kikker niet voor niets diep in de put om de gouden bal op te vissen.


Vandaag is de kikkercirkel oppervlakkig, of zoals een oud kikkerspreekwoord zegt:

“Er is een tijd van diepgang en een mooie tijd van elkaar bespringen. 
Ongeacht of je in de levenscyclus mannetje of vrouwtje bent.”
“Kwak, kwak!”


 

"Met 'n paal en 'n kopje?”

Het oude Egypte....???

donderdag 15 mei 2014

Helmbloem (huiswerk)


Huiswerk:
“Beschrijf een plant op jouw plekje in tien punten.
Eet
Woont
Waar
Winter
Relaties met
Bijzonderheden
Bedreiging
Harde feiten: lengte, gewicht, max leeftijd, aantal jongen/zaden
Wat kun je zelf doen?
Beheerwerk"

Natuurlijk koos ik als molenaar de gele en de geelwitte helmbloem (Corydalis lutea en Corydalis ochroleuca). Planten die met grote bossen op de muren bij de molen groeien. 

geelwitte helmbloem

gele helmbloem
 

Verschillende websites zijn lovend over de helmbloemen bij de Schaloensmolen.

In de kasteeltuin kan men na het betalen van de toegangsprijs van 4 Euro voor 1,5 Euro een kop koffie of thee drinken.
Het is de moeite waard om de watermolen te bekijken. Op de muren bij de molen en het water om het kasteel groeit een bijzondere muurplant: de Gele helmbloem.”

Jubelt 'Natuur in Nederland' in de ‘Wandeling door het noordelijke Geuldal
samen met Joop Schaminée’, zie: deze link

“Een tijdje nadat ik dit had geschreven, ontdekte ik dat er nog een helmbloem in Zuid-Limburg probeert te verwilderen: de geelwitte helmbloem (Corydalis ochroleuca). een zeer fraaie poging zag ik tegen de vochtige muren van de watermolen in Oud-Valkenburg. En vol in bloei in begin oktober!”


“Verwilderde sierplant, op ruïnes, oude stadsmuren en dergelijken, nu uiterst zeldzaam, bijv. langs de kademuren van de Geul in Valkenburg en bij Slenaken.”

schrijven Eli Heimans Hein Willems Heinsius en Jac. P. Thijsse in 1909 in hun geïllustreerde flora van Nederland.

Dan kan ik als molenaar van de beroemde en de veel bezongen Schaloensmolen in Valkenburg niet achterblijven.

Gele en de geelwitte helmbloem 
(Corydalis lutea en Corydalis ochroleuca) 

Eet
kalkrijke grond  

Woont
in spleten en gaten van vooral vochtige muren met veel kalk zoals mergelmuren. Het is een muurplant.

Waar
In stenige klakhoudende grond en muren. In Nederland groeit de helmbloem vooral op de Geulkades in Valkenburg en op oude muren in Maastricht. Verspreidt zich nu langzaam door Nederland naar onder andere de oude (stads)muren in Breda.


Winter
De plant heeft een knol bij de wortels in de muur waarin die zich ’s winters terugtrekt. In zachte winters blijft ook bladgroen over.

Relaties met
Mieren en bijen
Mieren verspreiden de zaden. De zaadjes hebben een klein doorzichtig olierijk aanhangseltje waar mieren dol op zijn: het mierenbroodje. Rijpe zaadjes worden weggeschoten. Een mier die zo'n zaadje vindt, sleept het mee naar het nest en bijt het mierenbroodje eraf. De mier verspreidt zo het zaad.
De helmbloem wordt vooral door bijen en hommels bestoven. De nectar van de helmbloem lig in het spoor, een soort trechter achter aan de bloem. Alleen insecten met een lange tong kunnen daar bij.

Bijzonderheden
De helmbloem behoort tot de papaverfamilie.
De gele helmbloem is zo'n 150 jaar geleden uit het Alpengebied hier ingevoerd. De geelwitte helmbloem komt uit Joegoslavië of Italië.
De zaden werden vroeger medicinaal gebruikt vanwege hun hypnotische en rustgevende werking. De knollen zijn giftig. Zij bevatten Bulbocapnin dat maag- en darmstoornissen en zelfs verlammingen kan veroorzaken.
De Nederlandse naam ‘helm’bloem komt omdat de bloem op een Romeinse helm lijkt.

Bedreiging
De muren waar helmbloemen op groeien, brokkelen af en moeten af en toe opnieuw gevoegd of geheel vernieuwd worden. Overstromingen kunnen hele stukken muur wegslaan.
Vooral in het najaar als hommels en bijen een wintervoorraad aanleggen, breken zij in bij de helmbloem. Ze bijten een gat achter in het spoor en snoepen de nectar. De helmbloemen kunnen de bestuiving dan verder vergeten.

Harde feiten
De helmbloem is een kruidachtige plant die 15 – 30 cm groot wordt.
De bloemen groeien in dichte trosjes met 5 – 16 bloemen per tros.
De helmbloem groeit in pollen waaronder vaak luchtwortels hangen.
De helmbloem heeft een samengesteld dubbel geveerd blad. Elk bladsegment heeft een tot drie slippen die eindigen in een stompe punt.
De helmbloem heeft een doosvrucht in de vorm van een peul, die met twee kleppen open springt.
Het is een overblijvende meerjarige plant met een vertakte wortelstok.
De helmbloem is beschermd middels de flora en fauna wet.

Wat kun je zelf doen?
De helmbloem verwildert gemakkelijk vanuit tuinen. Heb je een ruwe muur in je tuin? Probeer daar helmbloem te zaaien.

Beheerwerk
Uit de muren bij de Schaloensmolen worden regelmatig wilde kruiden zoals paardenbloemen getrokken zodat meer ruimte ontstaat voor helmbloem.
Tijdens de restauratie van de Molentak in Valkenburg heeft waterschap Roer en Overmaas sleuven in de nieuwe mergelstenenmuur gemaakt, sommige blokken springen in en andere springen uit. In de sleuven is  steenbreekvaren, pijlscheefkelk, stengelomvattend havikskruid en gele helmbloem uitgezet zodat de oorspronkelijke rijke muurvegetatie zich kan herstellen.

Foto: waterschap Roer en Overmaas

Helaas is de Universiteit Wageningen iets minder lovend over dit 'beheerswerk' van waterschap Roer en Overmaas:
 
"Inmiddels blijken de meeste planten van het eerste
herstelproject te zijn aangeslagen w.o. Gele helmbloem, Stengelomvattend
havikskruid, Muurleeuwenbek en Blaasvaren. Een tweede deel uitgevoerd in 2000 en
deels nog in uitvoering, is zonder deskundige begeleiding verricht. Het gevolg daarvan is dat bij het terugplanten grotendeels de verkeerde soorten werden
gebruikt."

Fijn dat de Schaloensmolen oude muren heeft.

maandag 12 mei 2014

waterbeleefroute


Een paar mooie foto’s aan de Molentak.







Een professionele filmploeg filmde de Schaloensmeule.
De wandel app. is op de markt gebracht en is gratis down te loaden (wat ’n Nederlands zeg!) via


Het leukste is, hiermee is officieel mijn stage bij de opleiding tot natuurgids afgerond.
Zo werkte ik aan mijn tweede wandel app.

De eerste wandelapp. Waarvoor ik stukken schreef, had veeleer kunst dan natuur als onderwerp. Het is een stadswandeling door Maastricht.


Nu staat de molencultuur in Valkenburg centraal.
Ik ben van vele markten thuis.
Daar ben ik trots op.
Mijn stage voor de opleiding tot natuurgids is afgerond maar, ik heb de smaak te pakken. Er komen veel meer producties.

dinsdag 6 mei 2014

De Ramp, een speciale opdracht


Blij weerzien
Afgelopen woensdag betrad ik voor het eerst na mijn vakantie in Suriname het weiland naast het onderwater van de molentak. Ik werd door stomheid geslagen. Snel wisselde ik mijn kleren en deed ik laarzen aan. Meter hoog stond het onkruid voor me.
 

Het was een bijzondere ervaring om het maagdelijk gebied te betreden. Het hele voorjaar was het hek tussen de Kasteeltuin en de weide van boer Janssen niet open geweest. High door de bloemenweelde zette ik mijn eerste stap in de weide. Tussen het hoge groen zitten veel teken. Daarom wisselde ik mijn kleding. Nu konden die mij niet meer schelen. In een gebied tussen witbloeiende meidoornhagen, zag ik de ene mooie bloem na de andere.



Wat een weelde, wat ’n pracht. Het leek alsof verschillende seizoenen door elkaar liepen. Fluitenkruid al haast volgroeid, velden harige ratelaars.


De oevers van de molentak noemde ik, tot mijn geluk, ‘de Nederlandse jungle’. Bosranken bengelden als lianen over woest kleefkruid en brandnetels heen.


Voorzichtig plukte ik van iedere bloem die ik vond één exemplaar. Met 19 bloemen ging ik terug naar de Kassa van de Kasteeltuin om daar de bloemen te determineren.
Ik vond:

fluitenkruit
witte dovenetel
harige ratelaar
margriet
pinksterbloem
rode klaver
schele boterbloem
dagkoekoeksbloem
look-zonder-look
grote muur
madeliefje (meizoentje)
hopklaver
smalle weegbree
vogelwikke
hondsdraf
gewone brunel
paarse dovenetel
watermunt
paardenstaart

De laatste plant bloeide niet maar was zo mooi bedekt met glinsterende dauwdruppels dat geen enkele bloem daaraan kon tippen.

De Ramp

Voor de opleiding tot natuurgids hadden wij huiswerk gekregen:
“Verzin een ramp en beschrijf hoe jouw plekje er na zo’n ramp uitziet.”

Al snel dacht ik aan de kerncentrale van Tihange vlak bij Luik, een van de twee kerncentraleparken van België. Met name Tihange 2 kamt regelmatig met problemen zoals foutjes in het metaal die mogelijk uitgroeien tot scheurtjes Het betonnen omhulsel van het reactor vat lijdt aan betonrot en nog een paar dingetjes. Daarom schakelde Electrabel de reactor Tihange 2 conform de regels van nucleaire veiligheid op 26 maart 2014 uit. De kerncentrale zal volgens uitbater Electrabel niet opnieuw opstarten voor 15 juni 2014. Tegen dan zouden de resultaten van bijkomende onderzoeken bekend moeten zijn. (Bron: Wikipedia)

Het was dus niet irreëel te denken aan een kernramp. Hoe zou het zijn als Tihange 2 ontploft? Zoals dat bij Tsjernobyl en Fukushime gebeurde. Tihange ligt hemelsbreed 36 kilometer van mijn huis en 47 kilometer van de molentak verwijderd. In gedachte trok ik cirkels met stralingdosissen en evacuatiezones zowel bij gunstige als ongunstige winden.

“Welke gezondheidsgevolgen Fukushima precies zal hebben voor de Japanse bevolking, blijft nog bang afwachten. Maar nu al is duidelijk dat het leven in een straal van 20 tot 40 km rond de gesmolten reactoren nooit meer hetzelfde zal zijn.
Sommige zwaar door radio-activiteit besmette gebieden blijven tot vandaag bewoond. Iitate ligt 40 km van de kerncentrale, maar de straling is er gevaarlijk hoog. Hoewel de meeste mensen zijn gevlucht, zijn er een paar oudere mensen blijven wonen omdat ze hun bezittingen niet in de steek kunnen laten.”


Het leek mij zo bizar met de bloemenweelde in mijn hand. Onwezenlijke radioactieve bloemen, een Molentak vol radioactief water en een geëvacueerde molenaar uit een gebied dat nooit meer hetzelfde zou zijn. Een molenaar die de komende jaren niet meer van al dat moois kan genieten; een rare ramp.

Maar wacht, moeten rampen altijd groot en spectaculair zijn?
Er had zich een ramp afgespeeld.

Een ‘kleine’ ramp

De eerste dag dat ik na mijn vakantie als molenaar op de molen kwam. Vroeg de oud voorzitter van de Kasteeltuin of ik de lossluis wijd open zou zetten.
“Waarom dat?”vroeg ik
“De heer Bot, kasteelheer van Schaloen, heeft daarom gevraagd. Er zijn al dertig van zijn karpers gestorven. Hij denkt dat iemand gif in de kasteelvijver heeft gegooid. Een grapjas die het op zijn karpers had gemunt.”’
“Vreemd verhaal” dacht ik “Wij kunnen niet zomaar de lossluis openzetten. Zeker niet nu er langs het bovenwater koeien met kalveren lopen.”

Ik belde de heer Bot op. Ik hoorde meteen aan zijn doorgaans wat afstandelijke stem dat het mis was. Of ik de molentak wilde doorspoelen zodat vers nieuw water naar de slotvijvers kon stromen. Die ochtend waren alweer zestien karpers gestorven. Zomaar en niet alleen oude exemplaren ook krachtige jonge vissen. Zij kregen rood doorlopen ogen. Het gebied rond de buikvin werd rood, een afgrijselijk gezicht, sommigen waren daar zelfs opengebarsten. De heer Bot had enkele exemplaren in de diepvries gelegd.
Zo iets had hij nog nooit meegemaakt in al die jaren dat hij karpers kweekte.

“Heeft U het Waterschap Roer en Overmaas al gebeld?’” vroeg ik.
Nee, dat had de heer Bot nog niet gedaan.
“Dan doe ik dat als molenaar. Ik wil niet zomaar mijn lossluis openen.”
De heer Bot stemde hiermee in. Ik opende en beetje zenuwachtig de lossluis. Vroeg verschillende medewerkers van de kasteeltuin op de koeien in het weiland langs het bovenwater te letten. De kalveren mochten niet dicht langs het water komen. Ik liep het weiland in. Dat had ik beter niet kunnen doen. Langzaam zette de kudde zich in beweging in V-formatie kwam die naar mij toe. Op de punt van de V naderde gestaag, af en toe briesend, een grote stier met ijzeren kettingen in zijn neusgaten. Oh jee, ik wist niet hoe snel ik het weiland moest verlaten. Dan maar minder controle op het wel en we van de kalveren.

Tegen het middag uur sloot ik de sluis. Spoedig daarna kwamen heren van het waterschap met kisten om monsters te nemen. De heer Bot vond zijn probleem serieus genomen en bedankte mij.

Wat was de oorzaak van de kleine ramp?
Het officiële onderzoeksrapport heb ik nog niet.
Maar heb wel telefonisch met de heer Bert Pex van Waterschap Roer en Overmaas gesproken. Hij voerde het onderzoek uit.
Wij hebben regulier wateronderzoek uitgevoerd. Het water geanalyseerd op zuurstof, zuurtegraad (PH-waarde) en geleidingsgraad. Dat laatste onderzoek analyseert de aanwezige vaste stoffen. Wij voeren dat uit met elektroden.
Uit het waterkwaliteit blijkt geen mogelijke oorzaak van vissterfte. Er zijn ook geen toxische (giftige) algen aangetroffen. Het water zou hooguit te voedselrijk kunnen zijn geweest.

Bert Pex opperde twee hypothesen:
Het zou kunnen zijn dat de vissen zijn gestorven aan het karpervirus dat momenteel in Nederland heerst.
(Persoonlijk vond ik bij de beschrijvingen van het karpervirus niet de ziekte symptomen waar de vissen van Bot aan leden, zie oa : http://nos.nl/artikel/630739-karpervirus-gelderland-en-utrecht.html)
De tweede hypothese van Bert Pex was:
 De paaisterfte. Dan krijgen karpers een zeer grote drang om eieren te leggen en wrijven dan tot soms bloedens toe met hun buik over de over of over waterplanten. De paaisterfte kan na een zachte winter zoals wij die hadden gehad heel sterk zijn.

Om precies de oorzaak te kunnen achterhalen, adviseerde Waterschap Roer en Overmaas de heer Bot enkele van zijn vissen uit de diepvries naar laboratorium te Lelystad te sturen. Daar wilde de heer Bot niet aan meewerken.
“Dat kost klauwen met geld.”
Wel heeft de gemeente valkenburg aan de Geul enkele dode karpers uit de Geulvijver, een kwelwatervijver stroomafwaarts vanuit de molen gezien. De uitslagen van dat onderzoek zijn nog niet bekend.

Om terug te keren naar mijn opdracht:

Hoe ziet het gebied er uit na de kleine ramp?

Langs het onderwater is de grote bloemenpracht waar deze blog mee begon.
Langs het bovenwater graat een grote kudde koeien, lichtelijk verstoord door een molenaar,
Bij de molen zijn boomstronken verwijderd. Toen de molentak haast droogstond, bleken die voor de sluizen te liggen. Door het gewicht van de stronken dreven ze niet.
Maar het zal jaren duren voordat de populatie karpers zich in de kasteelvijver heeft hersteld. Slechts een enkele diehard zwemt daar rond of zijn dat alleen mannetjes?